Er is steeds meer te doen over de actieve inbreng van burgers in de inrichting van de publieke omgeving. Grofweg zijn daarin nu twee min of meer parallelle stromingen te bespeuren. De eerste is het al wat langer bestaande streven om burgers meer en beter te betrekken bij ingrepen in de omgeving, ook wel burgerparticipatie genoemd. Dit streven krijgt binnenkort een wettelijke basis in artikel 2.1 van de Omgevingswet. De tweede stroming is het stimuleren en faciliteren van burgerlijke initiatieven, onder meer door de ‘regellast’ te verminderen. Ook daarvoor biedt de Omgevingswet een basis. Na enkele decennia van toenemende overheidsbemoeienis blijken overheden het echter toch moeilijk te vinden om de burger in ‘haar’ publieke domein toe te laten. Een bekend voorbeeld is de kwestie rond speeltoestellen in Zwolle. De gemeente Zwartewaterland wil desondanks toch een pilot doen en de minister zal er nog eens naar kijken.
Dat overheden het moeilijk te vinden om de burger in ‘haar’ publieke domein toe te laten is wel een beetje merkwaardig. Want ten eerste zijn de mensen die bij die overheden werken zelf ook burgers, zeg maar ‘overheidsburgers’. Je zou zeggen dat zij in privétijd op z’n tijd ook last hebben van de regeldruk van hun werkgever, of dat ze zelf ook mee willen denken over de herinrichting van hun straat, net als ‘burgerlijke burgers’.
Ten tweede is de overheid er goed beschouwd ten behoeve van iedereen. Volgens filosofen als Hobbes, Locke en Rousseau hebben (burgerlijke) burgers als het ware een ‘sociaal contract’ gesloten met de overheid, waarin de gezamenlijke individuen in een maatschappij macht afstaan aan een gemeenschappelijke overheid in ruil voor bescherming. Faalt de overheid in haar bescherming, dan valt de macht volgens deze filosofen terug aan het individu.
Dus waarom is het voor overheidsburgers zo moeilijk om burgerlijke burgers toe te laten tot het publieke domein?
Sinds ongeveer 100 jaar is de Nederlandse overheid er ook echt voor iedereen. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg onze overheid de smaak van het beschermen pas goed te pakken en ontstonden regelingen voor van alles en nog wat, om burgerlijke burgers te beschermen tegen onder andere zichzelf. Hoe overheidsburgers zich bij al die regelingen jegens burgerlijke burgers dienen op te stellen werd pas in 1994 vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De regels waren er dus veel eerder dan de gedragscode.
Het is al met al niet verwonderlijk dat de burger (zowel de burgerlijke burger als de overheidsburger) gewend is geraakt aan een overheid die alles regelt maar tegelijkertijd nog steeds worstelt met haar omgangsvormen.
En nu ligt er, mede dankzij de financiële crisis, de uitdaging om burgerlijke burgers weer toe te laten tot het publieke domein zodat de overheid -althans in theorie- kleinschaliger en meer op de achtergrond kan opereren. De participatiesamenleving is eigenlijk een gedeeltelijke ontbinding van het sociaal contract van de afgelopen eeuw. De Omgevingswet zoals die nu bij de Eerste Kamer ter goedkeuring ligt is gebouwd op de ambitie om voortaan eenvoudiger, beter en sneller met de fysieke leefomgeving om te kunnen gaan. Overheden moeten daarbij samenwerken èn rekening houden met een grote hoeveelheid belangen. Sterker nog: er staat niet precies in wat er moet gebeuren, maar vooral hoe. De Omgevingswet is dan ook niet zomaar een nieuwe wet, maar een echte stelselherziening. Ook in het waterveiligheidsbeleid wordt nu geconcludeerd dat overheden moeten samenwerken, in samenspraak met burgerlijke burgers en bedrijven. We kunnen er niet omheen, participatie wordt met de invoering van de Omgevingswet in 2018 de norm.
De Omgevingswet geeft dus een basis voor de manier waarop overheidsburgers moeten omgaan met burgerlijke burgers. Bij participatie gaat het vaak om het juiste gedrag van de overheidsburgers. Bij het omgaan met initiatieven van burgerlijke burgers zijn vooral de bestaande regels een obstakel. Die zijn immers meestal gemaakt om verantwoordelijkheden van overheden te regelen, aansprakelijkheid af te wenden, problemen voor te zijn, et cetera. En dan zitten ze verrassende initiatieven weleens in de weg. Daarom sluit ik af met een paar praktische tips voor overheidsburgers die vooruitlopend op de Omgevingswet burgerlijke burgers meer bij hun werk willen betrekken of hen willen faciliteren bij het uitvoeren van hun initiatief.
U heeft naar verwachting nog 2 jaar de tijd om te oefenen voordat de Omgevingswet in werking treedt, dus aan het werk! En als u hulp nodig heeft kunt u altijd even bellen.
Dit artikel is op 21 oktober 2015 als blog gepubliceerd op verkeerinbeeld.nl