De fiets is hot. De laatste editie van Verkeer in Beeld (nummer 2, 2016) stond bijvoorbeeld in het teken van het thema fiets, op dit moment loopt de verkiezing van ‘fietsprofessional van het jaar’ en binnenkort is er een fietscongres.
De Omgevingswet is ook hot, althans bij sommigen. De combinatie fiets en Omgevingswet is nog niet zo hot. Maar vanaf 2018 is de Omgevingswet in werking en dan valt daar ook het fietsbeleid onder. In deze blog betoog ik dat de Omgevingswet het juiste voertuig kan zijn om fietsbeleid in de gemeente een stevige basis te geven.
Onlangs verscheen op LinkedIn een blog over de fiets als ondergewaardeerd vervoermiddel dat in gemeentelijk beleid te weinig zichtbaar is. Tegelijk is de fiets wel een heel ‘aaibaar’ onderwerp: vrijwel iedere Nederlander heeft minstens één fiets en elke beslisser wil zich graag profileren met fietsvriendelijk beleid. Een merkwaardige tegenstelling.
Vanuit oogpunt van gezondheid is de fiets een aan te raden vervoermiddel. Zo blijken fietsende 50-plussers gemiddeld 5 kilo lichter te zijn dan autorijdende 50-plussers, maar dat fietsen gezond is weten we natuurlijk al langer.
Gezondheid en veiligheid zijn de kerndoelen van de Omgevingswet, dus dat komt mooi uit. Fietsbeleid moet naar mijn idee goed in gemeentelijk beleid te verankeren zijn zodra de Omgevingswet in werking is. Tot die tijd worden gemeenten door het Rijk gestimuleerd om te werken ‘in de geest’ van de Omgevingswet onder het motto ‘nu al eenvoudig beter’.
Fietsinitiatieven komen doorgaans niet uit de gemeentelijke organisatie zelf. Voortaan zal de gemeente ruimte moeten bieden aan dergelijke initiatieven. De overheidsparticipatietrap wordt dan belangrijk: moet de overheid loslaten, faciliteren, stimuleren, regisseren of reguleren? Dat hangt van veel factoren af en vaak zal een combinatie nodig zijn. Dat is nu precies waar werken in de geest van de Omgevingswet over gaat.
Wie nu iets leest over de Omgevingswet zal schrikken van de veranderingen. Er komt een cultuuromslag, de houding van de ambtenaren moet veranderen van ‘nee mits’ naar ‘ja tenzij’, afdelingen en sectoren verdwijnen want zo’n beetje alles wordt integraal.
Van overheden wordt een andere basishouding verwacht, één die initiatieven in de fysieke leefomgeving mogelijk maakt. Dit geldt met name voor gemeenten, omdat die straks aan de lat staan voor het ruimtelijk beleid. Provincies gaan zich terughoudend opstellen.
Verder biedt de Omgevingswet nieuwe beleidsinstrumenten. Voor gemeenten zijn de volgende het belangrijkst:
Voor de gemiddelde verkeerskundige bij een gemeente zal uit deze opsomming nog niet duidelijk zijn hoe hij kan handelen in de geest van de Omgevingswet. Die vraagt zich af: wat moet ik doen met fietsinitiatieven in mijn gemeente?
Voor iedereen is werken in de geest van de Omgevingswet haalbaar. Maar daar hoort wel een kanttekening bij. Onder de Omgevingswet is integraliteit namelijk het uitgangspunt. Dat betekent dat het opstellen van visies en plannen gemeentebreed moet gebeuren. Op je eigen vakgebied kun je daarvoor natuurlijk bouwstenen aanleveren. Wanneer dat in elke beleidssector op dezelfde wijze gebeurt, is de overstap naar echt integraal werken snel gemaakt. Sectoraal werken voor fietsbeleid is dus eigenlijk niet ‘in de geest’ van de Omgevingswet, maar wel een goede vingeroefening daartoe en een nuttige inhoudelijke stap naar echt integraal fietsbeleid. Ik poneer hier dus de volgende stelling: ‘Ieder kan voor zijn eigen beleidssector in de geest van de Omgevingswet werken.’
Wie het daar niet mee eens is, kan beter niet verder lezen.
Ik raad de verkeersmedewerker die in zijn gemeente met fietsbeleid volgens de Omgevingswet aan de slag wil gaan aan om de volgende stappen te zetten:
Op deze manier werk je in de geest van de Omgevingswet. Integraal werken betekent een integrale afweging van alle belangen.
Dit artikel is op 20 mei 2016 als blog gepubliceerd op verkeerinbeeld.nl