Voorkomen van onvermijdbare ongevallen

Bij sommige verkeersongevallen is het niet mogelijk om iemand de schuld te geven. Zo’n ongelukkige samenloop van omstandigheden waarbij iedereen vooral schade lijdt. Onlangs concludeerde de rechtbank Zeeland dat een automobiliste die op een onoverzichtelijk kruispunt een bromfietser aanreed niets te verwijten viel, ze had niet anders kunnen handelen dan ze deed. Een opmerkelijke uitspraak omdat de automobiliste de bromfietser geen voorrang had verleend en omdat de bromfietser de aanrijding niet overleefde. Toch is de uitspraak goed te begrijpen. Het vonnis roept wel de vraag op wat je kunt doen om dit soort ongelukken in de toekomst te voorkomen.

Geen voorrang verleend, toch geen schuld

De casus is in het kort als volgt. In juli 2018 reed een toen 24 jarige automobiliste op de provinciale weg-Zuid in Alkmkerk. Ze kwam daar vaker en wist daarom dat ze een gevaarlijke t-splitsing met de Emmikhovenseweg naderde. Door bomen en struiken was dat een zeer onoverzichtelijk punt. Ze minderde dan ook vaart, keek naar rechts de Emmikhovenseweg in om te zien of daar verkeer aan kwam en gaf gas toen haar duidelijk werd dat er geen verkeer van rechts was. Op dat moment kwam een 56-jarige bromfietser uit de zijstraat. Hij reed aan de linkerkant van de weg, mogelijk omdat hij linksaf wilde slaan. In ieder geval was hij tot het laatste moment voor de automobiliste onzichtbaar vanwege de begroeiing. De automobiliste reed tegen de bromfietser aan, die enkele weken later aan zijn verwondingen overleed.

De Officier van Justitie vindt dat de automobiliste stapvoets had moeten rijden en voorrang had moeten geven en dat zij daarom “aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden”. De rechtbank vindt niet dat sprake is van onvoorzichtigheid door de automobiliste en dat zij zich niet anders heeft gedragen dan van een automobilist mag worden verwacht. Door de begroeiing en doordat de bromfietser links reed zou zij de bromfietser pas hebben kunnen zien op het moment dat zij al op het kruispunt was. Zij wordt vrijgesproken van overtreding van de artikelen 5 (gevaar veroorzaken) en 6 (ongeval veroorzaken) van de Wegenverkeerswet. Wel acht de rechtbank bewezen dat de automobiliste geen voorrang heeft verleend. Maar omdat de automobiliste in redelijkheid niet langzamer had hoeven rijden, is het de vraag of er nog wel enige “strafrechtelijk relevante schuld” is om tot een veroordeling te komen. Het antwoord is: nee. De rechtbank ziet niet “wat van de verdachte redelijkerwijs nog meer gevergd had kunnen worden dan zij heeft gedaan. In ieder geval niet dat zij de kruising met een lagere snelheid zou zijn genaderd en gepasseerd dan zij heeft gedaan”. De overtreding is dus weliswaar bewezen, maar de dader is niet strafbaar. De automobiliste wordt daarom voor deze overtreding ontslagen van alle rechtsvervolging.

Naar een oplossing

In het vonnis laat de rechtbank optekenen dat alle betrokkenen ruim anderhalf jaar later nog steeds gebukt gaan onder de gevolgen van de aanrijding. Er zijn dus alleen maar slachtoffers. Ondertussen knaagt het dat dit verkeersongeluk wellicht voorkomen had kunnen worden wanneer de verkeerssituatie ter hoogte van dat kruispunt overzichtelijker was geweest. De inrichting van het kruispunt en de directe omgeving lijkt in dit geval een belangrijke factor te zijn geweest die bijdroeg aan het ongeval. En daar gaat meestal de gemeente over.

In het kader van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV 2030) is een stappenplan opgesteld waarmee gemeenten een risico-analyse kunnen maken van hun wegen. Eerder was in het kader van het SPV 2030 al geïnventariseerd welke maatregelen kansrijk zijn. Vier van de vijf blijken te maken te hebben met infrastructuur. Gemeenten kunnen ook beroep doen op een expertteam voor het uitvoeren van hun risico-analyse. Het lijkt mij een aanrader.

Het snoeien van bomen en struiken die het zicht op zijwegen hinderen kan een gemeente zelf regelen wanneer die bomen en struiken op gemeentelijke grond staan. Staan ze op particuliere grond dan is dat iets lastiger maar ook mogelijk. In de meeste gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordeningen (APV) staat een verbod om beplanting te hebben die het wegverkeer hindert of het zicht beneemt. De gemeente kan dan afdwingen dat de grondeigenaar de hinder wegneemt, desnoods door een aannemer op kosten van de eigenaar de beplanting te laten verwijderen.

Onder de Omgevingswet, wanneer de APV opgaat in het omgevingsplan, kan dit iets steviger aangezet worden door het opnemen van een verplichting voor grondeigenaren om het zicht op kruispunten vrij te houden, bijvoorbeeld met een verplichting om struiken te snoeien tot een maximale hoogte. Het voordeel van zo’n verplichting is dat er geen discussie hoeft te ontstaan over het al dan niet hinderen van het wegverkeer.

Deze zaak maakt nog eens duidelijk dat gedrag en handhaving alleen bijdragen aan verkeersveiligheid indien de infrastructuur op orde is. Is die niet veilig ingericht, dan kan zelfs voorzichtig gedrag dat gebrek niet altijd compenseren.

Dit artikel is gepubliceerd in Verkeerskunde nr 2, april 2020

veiligheid: gedrag, handhaving èn infrastructuur
Categorieën: